Sjaak Spiegels met wit koos voor de normale opstelling tegen het Siciliaans, maar kreeg een variant die niet in zijn boekje stond. Martin Krijger ontwikkelde een gevaarlijke aanval op de witte koning, en leek op winst af te stevenen. Spiegels dacht lang na en zette een eigen aanval op de koning van Krijger op touw. Toen de aanval van Krijger stokte viel Spiegels de zwarte koningsstelling binnen. Krijger slaagde er net in de goede verdediging te vinden, en Spiegels forceerde toen maar remise door eeuwig schaak.
Kedem Gutkind kwam met zwart met iets meer initiatief uit de opening en ondernam een aanval op de damevleugel van Peter de Vrieze. Deze verdedigde zich hardnekkig en kwam een pion voor, die hij echter op de verkeerde manier veroverde. Dit kostte hem een toren en daarmee de partij.
Hans Aangeenbrug en Bas van de Graaf, die beiden in theorie ook nog de titel kunnen behalen, wonnen beiden. Aangeenbrug moest heel diep gaan om het taaie en originele verzet van Jos de Kort te breken. Van de Graaf kwam beter uit de opening tegen Marnix den Boer, en wist de verdediging van zijn opponent vakkundig te ontregelen.
In de partij tussen Piet de Vreede en Chris van Eldik ginovermoedig. Hij vergat de bescherming van zijn koning en De Vreede zette de tegenaanval in. Van Eldik kon met zijn dame nog net de lange diagonaal verdedigen, maar toen viel De Vreede het centrum aan met paard, loper en dame, en veroverde een pg het lange tijd gelijk op. Van Eldik veroverde het initiatief, maar werd daardoor iets te aard met een listige penning. Toen stortte het zwarte bolwerk in en Van Eldik feliciteerde zijn tegenstander.
Het is niet eenvoudig verslag te geven van een partij van John van Dalsen. Openingstheorie wordt genegeerd, alsof er geen bibliotheken zijn volgeschreven over dit onderwerp. In de aanvang had Aat Brakel een ruimteoverwicht en druk. Dat resulteerde in een pion meer toen het eindspel aan de orde kwam. Brakel werd wat terughoudend en dat is vaak dodelijk. Ook hier. Tussen de 20e en 30e zet bouwde Van Dalsen een dreigende stelling op. En eensklaps was er een vergiftigde zet van hem, die Brakel niet onderkende. Hij ging schaaktechnisch ter ziele.
De partij van Frans Jansen tegen Paul Greefhorst laat zich kwalificeren als blunderpartij bij uitstek. Al op de tiende zet kon Jansen kiezen of hij eerst met zijn loper op g7 en daarna met zijn dame op b7 zou slaan; beide zetten zouden een toren opleveren. Jansen koos voor Lxg7, maar verzuimde later Dxb7. Greefhorst kon de loper daarna op h8 insluiten en zag zijn toren op a8 gespaard. Hieruit putte hij energie en kwam langzaam maar beter in de wedstrijd te zitten. In het eindspel met toren, paard en 3 pionnen voor zwart tegen toren met 7 pionnen voor wit leek Greefhorst toch het winnend voordeel te hebben, maar toen Jansen een paardoffer accepteerde kreeg Greefhorst een dolle toren. Hij kon eeuwig schaak blijven geven en als Jansen de toren zou slaan zou het pat en daarmee remise zijn. Kortom een slechte partij die geen winnaar verdiende.
Er werd stevig geschaakt, en schakers en omstanders genoten van de gezelligheid. Dick kweekte al snel sfeer door met lekkere kaas langs te gaan. Dit stimuleerde de consumptie weer, vooral de voorraad rode wijn liep een deukje op...