De winst van Van de Graaf kwam niet vanzelf tot stand. In een goede stelling dacht hij met een combinatie beslissend voordeel te kunnen halen, maar tegenstander André Tillema had een onverwachte weerlegging. Uiteindelijk bleef een eindspel over dat Van de Graaf graag speelt: beide spelers hadden behalve de koning zes pionnen, Van de Graaf een paard, Tillema een loper. Als Tillema zijn loper tegen het paard geruild had, was het waarschijnlijk remise geworden. Het paard bleek veel beweeglijker dan de loper, die tegen een rij pionnen stond aan te staren. Binnen enkele zetten was de winst binnen voor Van de Graaf.
Kedem Gutkind kon met wit een zwakke pion in het centrum niet makkelijk verdedigen, en Martin Krijger kreeg langzaam maar zeker de betere stelling. In de tijdnoodfase stelde Gutkind remise voor, wat Krijger graag accepteerde. Bij latere analyse bleek dat het zwarte voordeel nauwelijks te verzilveren was geweest.
Piet de Vreede en Sjaak Spiegels maakten er een mooie partij van, met strijd over het hele bord. Opmerkelijk was, dat het bleef bij één pionnetje voordeel voor Spiegels. Het eindspel leek gewonnen voor Spiegels, maar toen kreeg De Vreede de geest, en voerde in hoog tempo een aantal scherpe zetten uit. De pionnen werden geruild tot Spiegels er nog één had, en dat was, omdat beiden ook nog een paard hadden, te weinig voor winst.
Teun Brouwer houdt van regelmaat. Hij begon de competitie met drie verliespartijen, daarna drie keer winst, toen weer drie keer verlies. Bij de start van de nieuwe serie van drie won hij weer. Slachtoffer van het ijzeren ritme was Dick Doeswijk, die overigens speelde alsof hij te zwaar getafeld had.