Hij offerde met wit een vol stuk, om er even later een toren voor terug te krijgen. Hij bleef zijn materiele voordeel houden, hoewel tegenstander Dick Doeswijk de aanval zocht, en van alles uit de kast haalde. Eindelijk, al laat in de avond, stond er een eindspel op het bord, waarin Greefhorst zijn voordeel had weten te behouden. Doeswijk speelde zijn laatste troef uit: een simpele matdreiging. Greefhorst had echter alleen oog voor zijn eigen aanval, en kon opgeven. Een schrale troost: dit overkwam zelfs Timman, één der beste Nederlandse grootmeesters ooit. Michiel Meerkerk speelde een sterke partij. Met een aanval recht door het centrum, met dame en toren, spleet hij de vijandelijke stelling in tweeën. In een hectisch slotoffensief, waarin ook tegenstander Van Eldik fel van leer trok, haalde hij een verdiend punt binnen. Adrie de Jonge wist met actief stukkenspel de koning van zijn tegenstander in het midden te houden. Daardoor konden de stukken van Verduyn den Boer niet goed samenwerken, wat De Jonge bekwaam uitbuitte. Hans Baris liet weer eens zien, dat hij een heel sterke schaker kan zijn. In hoog tempo verwierf hij voordeel tegen Van Der Veken, iemand die geducht is vanwege zijn openingskennis. Dat hoge tempo keerde zich later tegen Baris. Door te snel te zetten, gaf hij zijn voordeel uit handen, en verloor zelfs. Hans Aangeenbrug speelde het Slavisch Gambiet tegen Sjaak Spiegels. Spiegels. De witspeler offerde een pion, in ruil voor de “macht over de zwarte velden”, Aangeenbrug had nog een loper van de zwarte velden, Spiegels niet meer. Al snel bleek dit voordeel dodelijk. Van de Graaf haalde vrij simpel het punt binnen tegen Brakel. Geheel tegen zijn gewoonte in, gaf laatstgenoemde een paard weg. Krijger speelde een opening, die normaal met zwart gespeeld wordt, met wit tegen Bandsma. Het leverde hem een klein voordeel op, maar meer dan remise zat er niet in.