De topwedstrijd ging tussen koploper Kedem Gutkind en de kampioen van twee jaar geleden, Sjaak Spiegels. Beiden hadden zich op de ongewone variant van het Frans voorbereid. Toen de spelers de theorie na een zet of tien niet meer wisten, speelden zij op intuïtie, en Spiegels leek een licht voordeel te krijgen. Bij latere analyse bleek dat hij minimaal remise in handen had. Maar Spiegels koos niet altijd de beste voortzetting, en in het eindspel kon Gutkind met zijn actievere dame een pion winnen. Dit was, samen met zijn iets betere pionnenstructuur, genoeg voor de overwinning.
Mede koploper Hans Aangeenbrug speelde de vrij onbekende Tsjigorin, waarop witspeler Kees van den Nieuwendijk na dameruil het recht op de rokade verspeelde. Het kostte hem enkele zetten zijn stelling weer te fatsoeneren, maar toen maakte hij de fout zijn loper van de zwarte velden af te ruilen, waardoor hij een zwakke geïsoleerde pion in het centrum overhield. Aangeenbrug buitte dit voordeel vakkundig uit en won de partij.
Bas van de Graaf slaagde erin met zwart een koningsaanval op te zetten, en toen hij zijn f-pion kon doorschuiven naar f4 was het met de veiligheid van Kees Bimmel zijn koning gedaan en gaf deze op.
Fokko Baakman hield het evenwicht lang bewaard, maar speelde zijn f-pion per ongeluk een veld te ver op. Dit kostte hem niet alleen de pion, maar omdat het verband in zijn stelling weg was, ook de hele partij.
De enige witspeler die wist te winnen dankte dit aan zijn optimisme. Marco Vieveen stond weliswaar beter in tijd, 11 minuten tegen Pang Yuen nog maar 3, maar zijn stelling met een kwaliteit minder leek niet best. Hij dacht er zelf anders over en offerde een toren om zijn ver opgerukte vrijpion te behouden. Vervolgens produceerde hij een hele rij aan, voor Yuen heel vervelende, schaakjes. De in steeds heviger tijdnood komende Yuen koos vaak niet de beste voortzetting, en voedde daarmee de euforie van Vieveen steeds meer. Uiteindelijk werd de witte minderheidsaanval beloond met een vol punt, de kracht won het van de logica.
Ben Snethorst en Jac Weeland hielden elkaar in een gesloten stelling lang in evenwicht, maar dat kan bij twee zulke aanvallend ingestelde spelers nooit de hele partij duren. Snethorst was de eerste die aan zijn verlangens toegaf en speelde een pion uit zijn koningsstelling ver op om een aanval op te zetten. Nu is die pion eigenlijk bedoeld om de koning te beschermen, dus Weeland ging direct in de tegenaanval. Met succes, na veel denkwerk kon hij het volle pint mee naar huis nemen.
Wim van de Waarsenburg, vorig seizoen pas lid geworden, blijft verbazen. Hij boekte zijn derde zege op rij door in tien zetten een winnende stelling op te bouwen tegen Henny de Jonge. De Jonge opende offensief met twee centrumpionnen, maar Van de Waarsenburg liet zich niet intimideren en counterde scherp in de onstane gaten in de witte verdediging, met stukwinst tot gevolg.
Nadat Paul Greefhorst de ruil van een aantal stukken had ingezet ontweek Frans Jansen dit behendig door zijn paard ijzersterk op e4 te zetten. Jansen dacht meteen de aanval over te nemen door loper b5 te spelen, maar zag zijn loper daardoor opgesloten worden aan de zijkant van het bord op. Nadat hij even later ook een loper moest terugtrekken, kon Greefhorst op de koningsvleugel een sterke aanval opzetten, die uiteindelijk door gebrek aan beschikbaar materiaal door Jansen niet verdedigd kon worden. Na een dubbelaanval op koning en dame gaf hij op.
René van Rixoort koos met de witte stukken voor een open opzet van de partij, zodat een overzichtelijk centrum ontstond en de partij lang in evenwicht bleef. Na enig afruilen zag hij een klein voordeeltje wat hem een pion winst opleverde. De Vreede, het pak slaag van vorige week nog vers in het geheugen, zette zich tot het uiterste in om de schade te herstellen maar de witspeler ruilde heel bekwaam stukken af en dat leverde hem een betere stelling op. Een nieuwe poging van zwart om via een loper/toren-penning in elk geval een gelijke stelling te bereiken werd door wit keurig weerlegd, waardoor het verschil twee pionnen bedroeg en wit in het centrum een gevaarlijke vrijpion kreeg. In een poging deze te verzilveren ruilde hij echter een toren en een pion waardoor de stukken van zwart plotseling meer speelruimte kregen en op de 35e zet zowaar iets van het verlies konden goedmaken.
Het eindspel werd zo nog erg spannend en, hoewel wit nog voorstond, trok zwart aan het langste eind door de witte koning in de hoek te drijven en mat te zetten.
John van Dalsen viel met een pionnetje een loper aan, een alledaagse zet, eigenlijk niets aan de hand. Maar Teun Brouwer, diep in gepeins, bleek met zijn gedachten heel ergens anders te zitten. Hij speelde een andere zet en zag zijn loper van het bord verdwijnen. Dat was het begin van het einde, wat Brouwer ook nog probeerde, Van Dalsen gaf niets weg en won eenvoudig.
Chris van Eldik kwam goed in het middenspel, en dacht zijn stelling uit te bouwen tot een gewonnen eindspel. Dick Doeswijk kon even niets anders meer dan afwachten, maar zette wel heel listig zijn torens zodanig neer, dat er, bijna niet zichtbaar, een flinke dreiging in zat. En ja, Van Eldik speelde vlot op pionwinst, en zag het gevaar niet. Tot Doeswijk toesloeg, en Van Eldik het mat dat eraan zat te komen, ook zag, en direct opgaf.